Reactie op artikel in De Telegraaf van 2 augustus 2025

In een artikel in De Telegraaf van zaterdag 2 augustus 2025 wordt het bereik van de regionale publieke omroepen onder de loep genomen. De inhoud van het artikel beperkt zich tot louter kijkcijfers en hanteert daarbij gegevens van het Nationaal Media Onderzoek (NMO). Het door De Telegraaf tamelijk eenzijdig belichte onderwerp vraagt om een op feiten gebaseerde reactie.
Publieke opdracht: voor alle Nederlanders, via alle kanalen
Allereerst vervullen de regionale omroepen een publieke taak die is beschreven in de Mediawet. Daar staat in dat ‘regionale publieke mediadiensten’ tot doel hebben een breed en divers publiek (alle inwoners van Nederland) van informatie, cultuur en educatie te voorzien, via álle beschikbare kanalen. Televisie is er daar één van, naast radio, websites, apps, podcasts en platforms zoals NL Ziet, NPO Luister en binnenkort NPO Start. Het is alleen al vanuit de wettelijke, publieke taak gezien simpelweg té eenzijdig om het bereik van de regionale omroepen alleen op basis van TV te beoordelen. Daar komt bij dat over de gehele linie – landelijk én regionaal, publiek én privaat – lineair TV-kijken afneemt. Daar zijn meerdere oorzaken voor (afname in kijkgedrag jongeren, toename online mediaconsumptie, concurrentie streaming video, etc.), maar ook hier geldt: er is veel meer dan TV-kijken alleen. En om die reden focussen de regionale omroepen dan ook in toenemende mate op online video en audio; dat is immers het domein waar de doelgroepen zich meer en meer bevinden.
Representatief onderzoek
En dan komen we op het onderzoek dat De Telegraaf hanteert als maatstaf. Het NMO is opgezet als een landelijk representatief onderzoek. Het is ook bekend dat dit onderzoek op regionaal niveau minder bruikbaar is, o.a. door te kleine steekproeven in de regio’s. Grotere panels zouden de oplossing kunnen vormen, maar dat maakt het onderzoek te duur. Het NMO erkent dat ‘er ruimte is voor verbetering’. In een artikel in de Spreekbuis van 24 mei jl. geeft NMO aan dat er gewerkt wordt aan ‘alternatieve onderzoeksmethoden om voor regionale en lokale media meer relevante data te leveren’. De RPO en NMO zijn hierover al geruime tijd in gesprek.
Daar komt nog bij dat NMO nog niet ál het kijkgedrag meet; kijken wordt vooralsnog alleen gemeten op het TV-scherm, live en uitgesteld binnen een week. Online kijkgedrag wordt (nog) niet meegenomen.
Oftewel: het is terecht om te veronderstellen dat NMO op dit moment niet (alleen) de juiste bron is om bereik van regionale publieke omroepen in kaart te brengen.
Dat is overigens niet nieuw. De voorgangers van NMO -het ‘oude’ kijk -en luisteronderzoek via de Stichting Kijkonderzoek (SKO) en de Stichting Nationaal Luisteronderzoek (NLO)- vertoonden dezelfde bezwaren.
De Telegraaf noemt in haar artikel het ‘eigen onderzoek’ van de regionale omroepen dat andere resultaten zou laten zien. Dat onderzoek vindt zijn oorsprong in de genoemde beperkingen van het toenmalige SKO en NLO én in de eerdergenoemde wettelijke opdracht. Bij de start van de RPO zijn zogenaamde prestatieafspraken, waaronder bereiksresultaten, vastgelegd in een overeenkomst met de minister. Die afspraken dienen onafhankelijk en via representatief onderzoek te worden getoetst, waarbij het Commissariaat voor de Media een toezichthoudende rol vervult. Onderzoeksbureau Motivaction meet sinds 2013 het bereik van de regionale publieke omroepen en is sinds het vastleggen ervan in 2021 ook de bron voor de toetsing van de afspraken m.b.t. de (bereiks)prestaties. Dat gebeurt via een representatief panel van meer dan 1500 respondenten.
Die resultaten, conform de afspraken met het ministerie van OCW en de uitgangspunten van het Commissariaat voor de Media, wijken om eerdergenoemde redenen inderdaad in positieve zin af van die van het NMO.
Uit het Motivaction-onderzoek blijkt o.m. dat het bereik van lineaire TV weliswaar afneemt, maar dat jaarlijks nog altijd 65% van het publiek naar regionale programma’s op televisie kijkt (was 66% in 2023). De groei zit uiteraard in het bereik via online kanalen (websites, apps en sociale media): in 2024 bereikten de regionale publieke omroepen 61% van het publiek, versus 59% in 2023.
Omdat de uitvoering van de publieke taak niet alleen gaat om het realiseren van bereik, maar ook om impact en waardering, worden ook rapportcijfers gemeten. Met respectievelijk een 7,5 voor de online activiteiten, een 7,3 voor de regionale programma’s op TV en een 7,4 voor de regionale radio-uitzendingen scoren de regionale omroepen relatief hoog (en constant).
(Hilversum, 3 augustus 2025)
Voor meer informatie:
Jan Müller, directeur-bestuurder RPO
06-82598377